We gaan op een sensitieve en responsieve manier met de kinderen om (a). We communiceren met de kinderen en we leggen uit (b)

De pedagogisch medewerker is gevoelig voor de signalen die een kind afgeeft (=sensitiviteit), door goed te kijken naar het kind en te proberen te begrijpen wat het bedoelt. Ze interpreteert deze goed en reageert op de juiste manier op deze signalen (=responsiviteit). Dit gebeurt o.a. door veel aandacht te besteden aan emoties en verhalen van kinderen. Kinderen worden gestimuleerd hun emoties te uiten door dit ook mee te nemen in dagelijkse activiteiten. Daarmee toont de pedagogisch medewerker bij het kind aan, dat ze hier begrip voor heeft en het kind hierin ondersteunt. Emoties zoals bijvoorbeeld verdriet, angst, vreugde en verwarring worden verbaal besproken om te zorgen dat kinderen op jonge leeftijd leren hun emoties te uiten en die van een ander te herkennen en te begrijpen.

Op de babygroep communiceren de pedagogisch medewerkers met de baby’s door op signalen van de baby’s te reageren, bijvoorbeeld door zelf ook geluidjes te maken, ze aan te raken en door gezichtsuitdrukkingen en emoties te laten zien. Zij lokken dit contact ook uit bij baby’s. Ook communiceren zij door bijvoorbeeld tijdens het verschonen duidelijk te benoemen wat er gebeurt. Op den duur weet een baby wat er gebeurt of gaat gebeuren. Op deze manier weet een baby waar het aan toe is, wat vertrouwen geeft en veiligheid biedt.

We tonen respect voor de autonomie van kinderen (c). Dit bevordert de ontwikkeling van een identiteit en zelfredzaamheid (d)

Ieder kind heeft een duidelijke plaats binnen de groep en voelt zich daardoor gewaardeerd. De pedagogisch medewerker ziet en erkent alle kinderen in de groep als individuen. Dit start al bij de kring (of bij de baby’s tijdens het eerste eetmoment) waarbij met behulp van een liedje alle namen van de kinderen worden genoemd (het “goedemorgen- liedje”). Ook laat de pedagogische medewerker merken de kinderen goed te kennen door individuele kenmerken te noemen (zoals de thuissituatie of voorkeuren). Ze waardeert alle kinderen om wie zij zijn. Op de babygroep weet de pedagogische medewerker bijvoorbeeld welk kind graag knuffelt of welk kind liever zelfstandig op de grond speelt. Ook is bekend wat bijvoorbeeld de eet-of slaapgewoontes zijn van een kind. Baby’s krijgen bijvoorbeeld hun favoriete knuffel mee naar bed.

Kinderen krijgen ook de ruimte om zelf oplossingen te bedenken voor problemen. Wanneer een kind zelf een ‘probleem’ oplost, zal hij trots op zichzelf zijn en dit vergroot het zelfvertrouwen. Op de peutergroep vraagt de pedagogische medewerker de kinderen bijvoorbeeld ook regelmatig mee te denken over activiteiten en benoemt ze de talenten van de kinderen. Op de babygroep laat de pedagogische medewerker de baby zelf ontdekken en volgt zij het tempo van het kind.  Haar nabijheid is hierbij belangrijk. Zij is er altijd als veilige, vertrouwde baken, voor een knuffel en om te laten weten hoe trots zij is op het kind en om het kind op te vangen als het even niet lukt. Bijvoorbeeld een kind wat niet zelf zijn sokken aan krijgt; “Lukt het niet je sokken aan te krijgen? Zal ik jou dan even helpen, dan doen we het samen”.

We bieden structuur en stellen grenzen (e) waardoor kinderen hun eigen gedrag leren structureren. Ook ontwikkelen ze een geweten.

De pedagogische medewerker maakt de kinderen op een goede manier duidelijk wat zij van de kinderen in de groep verwacht en hoe ze ervoor zorgt dat de kinderen zich daar aan houden. Ze gebruikt hierbij een positieve toon en maakt veel (verbaal) contact met de kinderen. Rust en regelmaat ervaren jonge kinderen, met name baby’s, als een houvast. Vaste routines en rituelen helpen ze hierbij. Ze weten dan dat de pedagogisch medewerker die voor ze zorgt na het melk drinken een boekje met ze leest en voor het slapen nog een liedje zingt. Dit biedt overzicht en veiligheid. Vanuit die veilige wetenschap zullen kinderen zich prettig voelen en zich daardoor beter ontwikkelen.

Bij ons kunnen kinderen rekenen op het vertrouwde gezicht van de pedagogische medewerker die hen op schoot neemt, een flesje geeft, in hun eigen bed legt, een liedje zingt en hen troost als ze verdrietig zijn. Bij haar voelt de baby zich geborgen en krijgt het de gelegenheid zich te hechten. De eerste tijd dat de baby bij ons is, zal hij zeker nog moeten wennen. Daar krijgt hij alle tijd voor. Samen met de ouder(s) bespreekt de pedagogische medewerker vooraf hoe het kind vertrouwd raakt met het verblijf, hoe het kind en de pedagogische medewerker elkaar zo goed mogelijk leren kennen en hoe de dagindeling verloopt. De baby geeft het tempo en het ritme aan.

Op de peutergroepen wordt er ook gewerkt met een vast dagritme. Aan het begin van de dag zullen de volgorde van de activiteiten gezamenlijk benoemd worden zodat zij weten hoe de dag eruit zal zien. De pedagogisch medewerker gebruikt hierbij dagritmekaarten die zij bijvoorbeeld samen met kinderen ophangt en bij de start van de dag worden benoemd. Dit zorgt voor voorspelbaarheid en kinderen krijgen hierdoor ook inbreng bij het plannen van de activiteiten gedurende de dag.

Begeleiden van positieve interacties tussen kinderen (f)

Naast de directe interactie met het kind, heeft de pedagogisch medewerker ook gedeeltelijk invloed op ervaringen die het kind opdoet met anderen en met de materiële omgeving. Dit doet de  pedagogische medewerker door het creëren van voorwaarden voor een goede ontwikkeling van het kind. Zo kan er (in samenspraak met het kind) gekozen worden voor bepaalde activiteiten, bepaald speelgoed, een bepaalde binnen- en buiteninrichting en kunnen (bepaalde) vriendschappen al dan niet gestimuleerd worden.

vrijblijvend rondleiding
Beleef De Kinderster van dichtbij







    InschrijvenSchrijf uw kind vandaag nog in

      Kind informatie



      Ouder informatie









      Partner informatie









      Gewenste locatie